Eerste vakantie in Ierland (1969)

Ik ben al heel wat keren op vakantie geweest in Ierland. Dit eerste keer was al weer lang geleden. In 1969 ging ik met twee vrienden (Hans Huisson en Eddy Opperdoes) twee weken naar Ierland. Doel was het kleine dorpje Ballymacelligott in de buurt van de stad Tralee in het graafschap Kerry in het zuidwesten van Ierland. Vanuit dit dorpje gingen we de streek verkennen met een huifkar. Dit lijkt een spannend vooruitzicht als je nog nooit iets met paarden hebt gedaan. Maar het bleek een leuke en ontspannende manier om Ierland en de Ieren te leren kennen.

Links: het vliegtuig op Schiphol. Rechts: ons paard Mary.

Het was een hele onderneming om bij de huifkarrenverhuurder te komen. We vlogen eerst van Amsterdam naar Dublin. Dat deden we met een viermotorig propellervliegtuig van British United Airways (BUA). Die maatschappij bestaat nu niet meer. Met een minibusje reden we vervolgens naar Ballymacellicott. Dat was nog een hele rit. We kwamen pas midden in de nacht (3:30 uur) aan. Onderweg zijn we nog wel even gestopt bij een pub. Daar dronk ik mijn eerste glas Guinness (1 shilling en 6 pence).

De volgende ochtend maakten we ons klaar voor de tocht. We maakten kennis met ons paard Mary, leerden hoe we haar moesten inspannen en hoe we haar van stopplaats naar stopplaats moesten sturen. Na nog wat inkopen te hebben gedaan in de plaatselijke VG-winkel, gingen we op pad.

Links: een bruggetje bij Ballyraymeen. Rechts: de stopplaats bij Ray’s Guesthouse.

In de huifkar waren vier slaapplaatsen: twee banken en de twee rugleuningen van de banken die we omhoog konden klappen. Er was dus voldoende ruimte voor ons drieën. Er was ook een één-pits gasstel om ons eten te koken. Verder was er nog een watertank en opslag voor haver (voor het paard).

We kregen een lijstje met mogelijke stopplaatsen mee. Die hadden wel iets weg van eenvoudige kampeerplaatsen. Er was plek voor de huifkar, er waren toiletten,  en er was een stukje land waarop de paarden konden grazen. Een voorbeeld was Ray’s Guesthouse in Boolteens (zie foto hierboven).

De stopplaatsen waren zo gekozen dat je in een week een mooie route kon afleggen. Je hoefde er weinig voor te doen om het paard die route te laten volgen. Het kende de route uit haar hoofd. Dus we konden niet verdwalen. Lastig was dat wij een route van twee weken volgden, en die route kende het paard niet. Daarom kostte het op sommige punten moeite om onze huifkar de goede kant op te krijgen.

Op de stopplaatsen kwamen we vaak andere groepjes tegen die ook met een huifkar onderweg waren. Die reizigers waren afkomstig uit landen als Zwitserland, Engeland, Frankrijk en Nederland. Die ontmoetingen waren gezellig. Het waren meestal dezelfde mensen. We wisselden ervaringen uit, gaven elkaar tips voor onderweg en gingen samen naar de plaatselijke pub.

Links: we liepen vaak naast de huifkar. Rechts: de afdaling naar Camp.

Onze huifkar ging niet erg snel. Een enkele keer gingen we in galop, maar vaker in draf of stapvoets. Als Mary stapvoets ging, liepen we vaak naast de huifkar. Zo konden we nog eens een praatje maken met een boer of alvast het dessert voor ons avondeten plukken (er waren volop bramen!).

Onze route volgde eerst de zuidkant van het Dingle-schiereiland, van Castlemaine en Boolteens naar het strand bij Inch. Daarna staken we via Anascaul en Lougher de Slieve Mish Mountains over naar de noordkant van het schiereiland. Dat was een flinke klim voor ons paard. En ook bij de afdaling naar Camp was het oppassen geblazen. We moesten ervoor zorgen dat ons paard de huifkar voldoende afremde. Vanaf Camp ging het via de noordkant weer terug richting Tralee. We hadden wel naar Dingle en het uiterste puntje van het schiereiland gewild, maar dat was teveel van het goede voor ons paard.

Links: een ontspannen vakantie. Rechts: we trekken door Tralee.

De huifkartocht was een zeer ontspannende tocht. Geen gehaast en rustig van de ene stopplaats naar de andere. En onderweg maakten we altijd wel een praatje met bijzonder vriendelijke Ieren. ’s Avonds waren we regelmatig in de pubs te vinden. Bijzonder gezellige pubs waren de Riverside Inn van Con Daily in Currans, Ray’s Guesthouse in Boolteens, en de Lyons Bar in Tralee.

 In die pubs werd altijd veel gezongen. Het waren de bekende Ierse liederen. Soms werden wij als Nederlanders ook uitgedaagd te zingen. We kwamen dan meestal niet verder dan een potpourri van sinterklaasliedjes.

Links: Denis Mannix voor zijn winkel samen met de postbode. Recht: afscheid van Denis Mannix.

Na twee weken kwamen we weer terug in Ballymacelligott. Daar maakten we kennis met Denis Mannix, de eigenaar van de VG-winkel. Die winkel was meteen ook het postkantoor. We konden vanuit dit postkantoor zelfs naar Nederland bellen, al was dat wel een heel gedoe.

Denis Mannix was heel gastvrij. Hij nodigde ons uit om in zijn huis te komen eten. En hij nam ons mee in zijn auto voor een toeristisch tochtje naar Killarney. Het waren bijzondere dagen in Ballymacelligott. Want we waren ook in de plaatselijke inn te midden van de Ieren getuige van de eerste maanlanding (op 20 juli 1969) en de eerste maanwandeling (op 21 juli 1969).

Onze huifkartocht was een bijzonder aangename en ontspannen eerste kennismaking met Ierland. Dat beviel uitstekend, want ik ben daarna nog vele malen terug geweest. Je kunt je wel afvragen of je ook nu nog zo’n huifkartocht kunt maken. De schilderachtige, smalle landweggetjes worden steeds meer vervangen door snelle doorgaande wegen. Ook is het verkeer steeds drukken en rijden de auto’s steeds sneller. Dus misschien is er geen plaats meer voor de huifkarren. Het is in ieder geval een mooie herinnering.